In december 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep een tussenuitspraak gedaan over of het beleid van het UWV ten aanzien van herziening van een ten onrechte toegerekende WGA-uitkering zonder terugwerkende kracht juist is.
De werkgever in deze casus komt er in september 2018 pas achter dat vanaf 2010 (!) ten onrechte een WGA-uitkering van een ex-werkneemster doorbelast wordt. De werkneemster is bij de werkgever in dienst gekomen met een arbeidsgehandicaptenstatus en de WGA-uitkering had dus niet toegerekend mogen worden aan de werkgever. De werkgever heeft daarom in november 2018 het UWV verzocht de toerekening van de WGA-uitkering met terugwerkende kracht vanaf mei 2010 te corrigeren. Zowel van de het UWV als de bestuursrechter kreeg de werkgever echter nul op rekest met verwijzing naar het in 2018 gewijzigde beleid, dat in beginsel niet met terugwerkende kracht wordt herzien.
Tussenuitspraak: heldere opdracht aan het UWV
In de tussenuitspraak (zie https://maok.nl/juridisch/onrechtmatige-toerekening-wga-uitkering-met-terugwerkende-kracht-of-per-datum-verzoek/ ) oordeelde de Raad echter dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met het financiële belang van de werkgever bij het afwijzen van het verzoek om herziening van de toerekening met terugwerkende kracht (afwijkend van het interne beleid van het UWV). De Raad heeft het UWV in de tussenuitspraak daarom de opdracht gegeven het besluit – om niet te herzien met terugwerkende kracht – te voorzien van een draagkrachtige motivering.
Einduitspraak: nu wel een draagkrachtige motivering?
Het UWV heeft die motivering inmiddels gegeven, maar deze motivering is nog steeds onvoldoende aldus de Raad in de einduitspraak van 20 november 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:2178). In de einduitspraak komt de Raad tot een helder oordeel in het voordeel van de schadelast dragende werkgever: het UWV heeft in de aanvullende onderbouwing onvoldoende gemotiveerd waarom het (financiële) belang van de werkgever in deze zaak minder gewicht zou toekomen; er is immers sprake van een onmiskenbaar onjuist besluit en er zijn geen belangen van derden bij betrokken (het gaat er defacto om wie de rekening betaalt). Ook heeft het UWV aangegeven dat het met terugwerkende kracht corrigeren van het toerekeningsbesluit niet ingewikkeld of belastend is. Overigens merkt de Raad wel op dat de werkgever lang heeft stilgezeten en dit ook meegenomen moet worden in de belangenafweging.
Slotsom
Al met al is de slotsom van de Raad dat het beleid van het UWV, dat alleen bij bijzondere omstandigheden terugwerkende kracht toekomt aan de correctie van een onmiskenbaar onjuist toerekeningsbesluit, niet aanvaardbaar is. Om die reden is het besluit door het UWV (nog steeds) niet deugdelijk gemotiveerd en moet het UWV opnieuw een beslissing nemen. Weliswaar de zoveelste kans voor het UWV om een deugdelijke motivering te geven, maar het feit dat het beleid door de Raad buiten toepassing wordt verklaard is een belangrijke stap in het toepassen van ‘de menselijke maat’ voor de schadelastdragende ex-werkgever.