In zaken waarin het recht op een WIA-uitkering wordt behandeld, wordt vaak gesproken over de ‘datum in geding’. Met de datum in geding wordt bedoeld: de datum met ingang waarvan het UWV het wel of niet bestaan van een recht op een WIA-uitkering heeft vastgesteld. Als een belanghebbende (verzekerde of werkgever) vervolgens bezwaar maakt tegen de toegekende uitkering, dan is die datum bepalend voor de gehele bezwaar- en beroepsprocedure. Het gaat er namelijk om of het UWV op die datum de juiste beoordelingsmaatstaf heeft gehanteerd.
In de regel wordt de datum in geding dan ook strikt ‘gehandhaafd’ door het UWV: als een belanghebbende (medische) informatie in het geding brengt die ziet op een latere datum dan de datum in geding, dan wordt deze informatie buiten beschouwing gelaten (althans voor zover die informatie dus ziet op de (medische situatie na de datum in geding). Toch werkt het niet altijd helemaal zo.
In de uitspraak van 26 augustus 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep is – kort gezegd – bepaald dat een diagnose die is vastgesteld na de datum in geding, maar die mogelijk wel op de datum in geding al klachten bij de verzekerde hebben opgeleverd, door de verzekeringsarts (nu) meegenomen moet worden in het vaststellen van de arbeidsbeperkingen.
Wat speelde er?
Een timmerman is in 2013 uitgevallen vanwege slokdarmkanker en heeft na het doorlopen van de wachttijd aanspraak gemaakt op een WGA-uitkering. Na afloop van de loongerelateerde WGA-uitkering heeft het UWV aan hem een vervolguitkering toegekend (65-80%). De timmerman gaat tegen deze beslissing in bezwaar, omdat hij het niet eens is met de vastgestelde beperkingen. In bezwaar wijzigt het arbeidsongeschiktheidspercentage weliswaar iets, maar leidt niet tot een hogere uitkering. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het UWV in bezwaar zorgvuldig de beperkingen van de timmerman heeft vastgesteld en dat het UWV haar beslissing voldoende heeft gemotiveerd, met als gevolg dat het beroep ongegrond wordt verklaard.
Toch wel medische informatie die ziet op na de datum in geding?
De Raad is het daar niet mee eens, omdat het UWV het besluit onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd. Daarbij acht de Raad het van belang dat ten tijde van de datum geding (16 augustus 2018) bij de timmerman ook al blaasproblemen speelden en inmiddels (in 2020) helaas is komen vast te staan dat de timmerman blaaskanker heeft. Volgens de Raad moet het UWV deze nieuwe diagnose meenemen in de beoordeling bij het vaststellen van de arbeidsbeperkingen van de timmerman op de datum in geding.
Dat is toch enigszins opvallend, want – zoals de Raad al benoemd – is een diagnose van een bepaalde ziekte niet bepalend bij het vaststellen van arbeidsbeperkingen door de verzekeringsarts. Daarnaast draagt de Raad het UWV in deze zaak op om medische informatie – die niet één-op-één ziet op de datum in geding – mee te nemen in de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling van de timmerman. In deze casus zou natuurlijk sprake kunnen zijn van enige causaliteit tussen de in 2018 reeds vastgestelde blaasproblemen en de in 2020 vastgestelde diagnose van blaaskanker, maar dan nog geldt dat niet zonder meer vaststaat dat deze diagnose ook daadwerkelijk ziet op de datum in geding (er zit immers bijna twee jaar tussen de diagnose en de datum in geding).
Voor de timmerman is het afwachten of de later gestelde diagnose aanleiding geeft voor de verzekeringsarts om verdergaande beperkingen aan te nemen op de datum in geding en of deze mogelijke wijzigingen in de FML leiden tot een hoger arbeidsongeschiktheidspercentage.