In dit artikel neem ik de lezer graag mee in een procedure (met tussenuitspraak) waar de theoretische functieduiding van het UWV op een principieel punt aan de orde werd gesteld.
Het ging om de theoretische schatting, met name de functieduiding. De urenomvang van de geduide functies komt niet altijd overeen met de maatmanomvang. Zo ontstaat er een lagere resterende verdiencapaciteit dan theoretisch mogelijk zou moeten zijn. Dat heet een reductiefactor. Soms is er een urenbeperking die dit kan verklaren. Omdat dit in deze zaak niet het geval is hebben we gevraagd om het gat te dichten met een aanvullende functie. In plaats van één functie, kies je twee deeltijdfuncties. Daamee voorkom je een onnodige reductiefactor.
De CRvB heeft dat nooit principeel afgewezen. Wel waren ze kritisch op de dubbelfuncties die werden geduid aan bijvoorbeeld ex-vrachtwagenchauffeurs die deelnamen aan de arbeidsmarkt voor beduidend meer dan 40 uur om een reductiefactor te voorkomen. Dat was echter lang geleden. Op de huidige arbeidsmarkt zijn dubbelfuncties / twee werkgevers niet meer uitzonderlijk.
De reductiefactor is relevant als die niet voortvloeit uit een urenbeperking. Dat lees je terug in de Functionele Mogelijkheden Lijst, maar ook in de CBBS-uitdraaien.
Een voorbeeld van een niet-medische reductiefactor (er is geen urenbeperking aan de orde) is te zien in onderstaand rijtje. Twee functies hebben de factor 1 en één functie heeft een lagere omvang dan die van de maatman.
De reductiefactor (zie omcirkelde getal) is hier niet medisch bepaald, maar arbeidsdeskundig. Met het vaststellen van de juiste urenomvang in drie functies was er geen recht op uitkering geweest voor de betrokken medewerker.
Wat we beoogden was het duiden van een SBC-code of functie naast receptionist om de reductiefactor ook hier tot 1 te brengen. Bijvoorbeeld de apotheekbezorger die in de avonduren werkt. Daarbij merk ik op dat de omvang alleen begrensd wordt door de urenbeperking en niet door de maatmanomvang. Als de combinatie meer uren omvat dan werd gewerkt, is dat toegestaan.
De problematiek van het combineren van functies (lees: het niet combineren van deeltijdfuncties door het UWV), heb ik namens WGA Control in een procedure bij de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2021:2204) aan de kaak gesteld.
Wat speelde er?
De CRvB heeft in de tussenuitspraak ons standpunt als volgt samengevat:
Het UWV beantwoordde de vraagstelling van de rechtbank in een eerdere tussenuitspraak niet adequaat volgens de Raad:
Waarna het UWV talmde en in maart 2022 besloot:
Door financieel in die enkele zaak die de Raad bereikt toe te geven om hun moverende redenen, kan het UWV – zoals wel vaker – een principiële uitspraak vermijden.
Desondanks is het standpunt van de Raad in de tussenuitspraak verwoord. De Raad meent met mij dat het combineren van functies een oplossing is voor de niet-medische reductiefactor. Het loont de moeite na te gaan of in WIA-besluiten een niet-medische reductiefactor aan de orde is en het UWV te vragen die met deeltijdfuncties op te lossen.
Zelf denk ik dat er genoeg redenen zijn om de omvang van de functies in het CBBS los te laten, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden als bijvoorbeeld ploegendienst, maar daarover en over het andere aspect van de uitspraak, de urenomvang, gemiddeld en maximaal, wellicht later meer.
Tot slot
WGA Control vertegenwoordigt werkgevers in bezwaar en hoger beroep, en heeft door de vele bezwaar- en beroepsprocedures een goed beeld van de UWV-besluiten (de onderbouwing en de aspecten waar werkgevers tekort worden gedaan). Al geruime tijd procedeer ik samen met WGA Control multidisciplinair over dergelijke principiële standpunten.