De witte Raaf: écht zeldzaam

23 juni 2022 Geschreven door: Stéphanie Heijtlager

Bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling door het UWV aan het einde van de wachttijd van 104 weken, wordt veelal een theoretische schatting gemaakt van wat de verzekerde met zijn beperkingen nog kan verdienen. Soms heeft de verzekerde per einde wachttijd inkomsten bij zijn huidige (of andere) werkgever en kan het UWV op basis van deze verdiensten de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling voor de Wet WIA uitvoeren. 

Zo ook in deze kwestie waarover de bestuursrechter van de rechtbank Den Haag moest oordelen. De verzekerde werkte in deze kwestie nog bij haar eigen werkgever en het UWV heeft bij einde wachttijd de feitelijke inkomsten van de verzekerde aan de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling ten grondslag gelegd. Op basis van deze praktische verdiencapaciteit is verzekerde volgens het UWV minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht.

In bezwaar wordt dit standpunt herzien door het UWV en is mevrouw op basis van praktische verdiensten 36,13% arbeidsongeschikt, maar op basis van een theoretische schatting is zij 34,06% arbeidsongeschikt. Omdat op grond van het Schattingsbesluit het laagste arbeidsongeschiktheidspercentage in acht genomen dient te worden (artikel 9 sub h Schattingsbesluit),wordt de theoretische schatting aan de beoordeling ten grondslag gelegd en heeft de verzekerde volgens het UWV nog steeds geen recht op een WIA-uitkering.

In beroep stelt de verzekerde zich onder meer op het standpunt dat een praktische schatting niet aan de orde kan zijn, omdat sprake is van een ‘witte ravenbaan’. Bovendien is pas in bezwaar een theoretische schatting gedaan en daarmee is verzekerde een rechtsgang ontnomen. 

Dat eerst pas bij de herbeoordeling in bezwaar theoretische functies zijn geduid maakt de beoordeling niet onzorgvuldig. Het was voor het UWV - aldus de rechtbank - niet nodig om bij de primaire besluitvorming al functies te duiden, want verzekerde was op basis van haar praktische werkzaamheden al minder dan 35% arbeidsongeschikt.

De rechtbank wijdt in dit geval – helaas geen oordeel/overweging – aan de witte ravenbaan, omdat (in bezwaar) op basis van de theoretische schatting reeds is komen vast te staan dat de verzekerde minder dan 35% arbeidsongeschikt is (en dat is volgens de rechtbank op de juiste gronden en zorgvuldig gebeurd).

Conclusie: witte ravenbanen zijn inderdaad zeldzaam en een geslaagd beroep daarop in het kader van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling komt dus zelden voor (zie bijvoorbeeld ook: Centrale Raad van Beroep van 27 januari 2021). 

Meer weten over de ‘witte ravenbaan’ en hoe je dat praktisch kunt toepassen? Lees het artikel van Flora van den Berg hierover:

https://maok.nl/arbeidsdeskundig/witte-ravenbaan/

Gerelateerde artikelen